Het zal voor een rechter ook niet altijd gemakkelijk zijn om een juiste keuze te maken, echter mag je soms bij bepaalde uitspraken grote vraagtekens zetten. Wat is er feitelijk gebeurt?
Op 11 september 2018 heeft een arbeidsongeval plaatsgevonden bij [verdachte] (hierna de B.V.). Een werknemer en zijn collega werkten samen aan het bouwen van een wand door middel van het opstapelen van betonblokken. Zij hadden samen bedacht om de blokken door middel van een vorkheftruck te gaan hijsen.
De eerste vorkheftruck die zij daarvoor gebruikten, kiepte om bij het optillen van een blok. Daarop hebben zij een andere vorkheftruck gepakt en zijn zij begonnen met het bouwen van de muur. Over de lepels van de vorkheftruck schoven zij een jib. Deze jib was door een werknemer van de B.V. gemaakt.
De jib was aan het uiteinde voorzien van een haak waaraan kettingwerk was bevestigd. Dit kettingwerk werd om een blok te hijsen op twee punten bevestigd aan dat blok. Getroffen werknemer stond bij de blokken om te kijken of deze recht werden gezet, terwijl zijn collega op de vorkheftruck zat.
Na het stapelen van een aantal blokken, kwam één van de blokken scheef te staan. De werknemer stond gebogen over het stuk vangrail (dat zij samen ter plaatse hadden neergezet) en onder de geheven lepels toen het vorkenbord van de heftruck opeens ongeveer een meter naar beneden kwam. Hierdoor kwam de werknemer klem te zitten tussen de vangrail en het vorkenbord en is hij uiteindelijk diezelfde dag aan zijn verwondingen overleden.
De officier van justitie vindt dat beide feiten (zie punt 1 en 2 onderstaande tekst) bewezen kunnen worden en voert daartoe aan dat een risico-evaluatie en inventarisatie en een op basis daarvan opgemaakt plan van aanpak ontbraken.
1. het opzettelijk handelingen verrichten of nalaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet (hierna Arbowet) en Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna Arbobesluit), door één of meer van haar werknemers, onder wie de heer [werknemer] , arbeid te laten verrichten met behulp van arbeidsmiddelen, waarbij ten aanzien van die arbeidsmiddelen niet werd voldaan aan de in de tenlastelegging genoemde bepalingen uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl zij wist of redelijkerwijs moest weten dat daardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van de werknemers, onder wie [werknemer] , ontstond of was te verwachten;
2. het aanmerkelijk onvoorzichtig handelen, dan wel een vorm daarvan, waardoor aan haar schuld te wijten is dat [werknemer] bij het bouwen van een muur van betonblokken door het naar beneden vallen van het aan de vorkheftruck bevestigde vorkenbord bekneld is geraakt en aan de gevolgen daarvan is overleden.
Daarnaast zijn er arbeidsmiddelen beschikbaar gesteld (te weten een heftruck en een jib) die niet geschikt waren voor dit werk, die niet gekeurd waren en die onvoldoende waren onderhouden. Hiermee is gehandeld in strijd met lid 2 en 3 van artikel 7.3 van het Arbobesluit. Nu uit niets blijkt dat er op enigerlei wijze maatregelen genomen zijn om de gevaren hiervan te beperken, is er eveneens in strijd gehandeld met het vierde lid van dit artikel.
Door de vorkheftruck bewust niet te onderwerpen aan de verplichte keuringen heeft de verdachte gehandeld in strijd met artikel 7.4 van het Arbobesluit. Ten slotte is er gehandeld in strijd met artikel 7.18 van het Arbobesluit door er onvoldoende op toe te zien dat werknemers zich niet bevonden onder een hangende last. Weliswaar beschikken alle medewerkers over een vorkheftruckcertificaat waardoor zij zijn geïnstrueerd dat dit niet is toegestaan, maar meer dan dat is er niet gedaan.
En dat had wel gemoeten. Door op deze wijze te handelen en na te laten is er levensgevaar ontstaan voor dodelijk getroffen werknemer en andere werknemers en dit was ook bekend bij de onderneming. Daarmee is sprake van een overtreding van artikel 32 van de Arbowet.
De verdediging vindt dat verdachte geheel moet worden vrijgesproken en stelt zich op het standpunt dat er sprake van een bijzonder ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarbij eigen initiatief van de werknemers in combinatie met onvoorzichtig en roekeloos handelen het ongeval heeft kunnen veroorzaken.
Van belang daarbij is dat zowel de werknemer als collega lang in dienst waren bij de onderneming en dat zij beiden beschikten over een heftruckcertificaat. Zij hadden dan ook als geen ander moeten en kunnen weten dat het te allen tijde ten strengste verboden is om je onder de lading van een heftruck te begeven.
Ook hebben zij het veiligheidshandboek en het kwaliteitshandboek ontvangen en zijn er vele toolboxmeetings bijgewoond, waarbij zij gewezen zijn op de veiligheidsaspecten binnen de onderneming en de regel dat je nooit onder een lading moet doorlopen. Noch de B.V. noch bestuurder van de B.V. kan enig verwijt worden gemaakt van het ongeval.
Wat de officier van Justitie & iSZW aangeven is kort gezegd:
- er is een tool gemaakt voor de heftruck om zware blokken te hijsen, zonder dat deze getest en gekeurd is op de deugdelijke en toelaatbare werking van dit hijsmiddel.
- De heftruck is niet jarenlang niet (verplicht) gekeurd. Hierdoor mag je zonder meer gaan twijfelen aan de deugdelijkheid van vorkbord / hefmast / hydrauliek / veiligheidsmechaniek van de (nu permanent aan het verkeer onttrokken) heftruck. Want waarom zakt het vorkbord plotseling zonder enige aanwijzing of handeling een meter naar beneden?
Dat de werknemer zich niet onder de hangende last had moeten bevinden, daar ga ik volledig in mee met de verdediging en de rechter. Echter dat de heftruck jarenlang aan de verplichte keuringen is onttrokken niet.
Daarom ben ik het niet eens met de uitspraak van de rechter en ben van mening dat het niet 100% vrijspraak dient te zijn maar minimaal 50%….
0 reacties